Intrekking en terugvordering van bijstand bij niet overleggen van stukken, zoals bankafschriften.

Het feit dat er door deze schending geen gegevens of bewijsstukken beschikbaar zijn voor een periode vóór de schending, betekent niet automatisch dat het recht op bijstand voor die periode niet kan worden vastgesteld. Het uitgangspunt blijft namelijk de situatie zoals door de betrokkene is weergegeven en waarop de bijstandsverlening is gebaseerd. Alleen wanneer er gegronde en concrete twijfel bestaat over de rechtmatigheid van de verleende bijstand voor die periode, kan het ontbreken van de betreffende gegevens of bewijsstukken leiden tot het niet kunnen vaststellen van het recht op bijstand, waardoor intrekking gerechtvaardigd is. Het recht op bijstand kan echter wel worden ingetrokken vanaf het moment van de schending van de medewerkingsverplichting. Deze schending treedt op wanneer er niet wordt voldaan aan een concreet verzoek om medewerking van de instantie die de bijstand verleent.

De medewerkingsverplichting verlangt van de belanghebbende dat deze op verzoek van het college de noodzakelijke (feitelijke) medewerking verleent die redelijkerwijs vereist is voor de uitvoering van de wet. Volgens artikel 53a, lid 1, van de Participatiewet heeft het college de bevoegdheid om te bepalen welke gegevens en bewijsstukken verstrekt of overlegd moeten worden. Tevens kan het college voorschrijven op welke wijze en binnen welke termijn dit dient te geschieden. In het kader van de medewerkingsverplichting kan het college onder andere vragen om financiële gegevens te verstrekken. Bij zowel de aanvraag als gedurende de bijstandsverlening mag van de betrokkene verwacht worden dat hij dergelijke (bewijs)stukken overlegt, zodat het college kan onderzoeken en beoordelen of het recht op bijstand rechtvaardiging vindt.

De schending van de medewerkingsverplichting vormt een grond voor weigering, beëindiging en intrekking van bijstand indien daardoor het recht op bijstand niet of niet langer kan worden vastgesteld. Het loutere feit dat er geen gegevens of bewijsstukken beschikbaar zijn die betrekking hebben op een periode voorafgaand aan de schending, betekent niet automatisch dat het recht op bijstand gedurende die periode niet kan worden vastgesteld. Het uitgangspunt blijft immers de situatie zoals door de betrokkene gepresenteerd en waarop de verlening van bijstand is gebaseerd. Slechts indien er gegrond en concreet twijfel bestaat over de rechtmatigheid van de verstrekte bijstand gedurende die periode, als gevolg van het ontbreken van de relevante gegevens of bewijsstukken, kan het recht op bijstand niet worden vastgesteld en rechtvaardigt intrekking ervan. Vanaf het moment van schending van de medewerkingsverplichting kan het recht op bijstand worden ingetrokken. Deze schending treedt op wanneer niet wordt voldaan aan een specifiek verzoek om medewerking van het college.

Bron: ECLI:NL:CRVB:2023:38

Bron: WODC.NL 3 juli 2023

Gedupeerde ouders in de kinderopvangtoeslagaffaire werden geconfronteerd met moeilijkheden bij het verkrijgen van gesubsidieerde rechtsbijstand. Er werd vaak verondersteld dat zij zelfstandig zonder advocaat konden handelen. Als gevolg hiervan hebben sociaal advocaten minder of helemaal geen gesubsidieerde juridische bijstand verleend in bezwaarzaken tegen de Belastingdienst, zoals gebleken uit onderzoek van het WODC. Zonder deze juridische ondersteuning stonden sommige gedupeerde ouders alleen tegenover de Belastingdienst of zagen zij af van juridische procedures. Het gebrek aan adequaat functionerende gesubsidieerde rechtsbijstand in kinderopvangtoeslagzaken is niet tijdig opgemerkt. De conclusie luidt dat het systeem van gesubsidieerde rechtsbijstand tijdens de kinderopvangtoeslagaffaire onvoldoende effectief is gebleken.

Zie verder:

https://www.wodc.nl/actueel/nieuws/2023/07/03/stelsel-voor-gesubsidieerde-rechtsbijstand-functioneerde-onvoldoende-in-kinderopvangtoeslagzaken

Bron: Vrij Nederland 28-6-2023

Armoede is een wereldwijd probleem. Binnen deze tragische situatie schuilt een patroon dat ook in Europa, inclusief Nederland, weerklinkt. Desmond legt vast hoe er steeds meer, in plaats van minder, geld wordt besteed aan armoedebestrijding, maar hoe slechts een klein deel daarvan daadwerkelijk terechtkomt bij degenen die het het hardst nodig hebben. Van elke dollar die wordt toegewezen aan armoedebestrijding, bereikt slechts 22 cent de arme gezinnen. Desmond stelt vast dat de welvaartsstaat lekt als een emmer, omdat het geld dat bedoeld is om armoede te verlichten, vaak eerder naar de industrie eromheen gaat dan naar de mensen die het werkelijk nodig hebben.

Het beloningssysteem voor ambtenaren is gebaseerd op het naleven van regels, in plaats van het actief oplossen van problemen. In Nederland moeten bepaalde mensen langs maar liefst vijftien verschillende loketten gaan voordat ze hulp kunnen krijgen bij schulden.

Zie verder: VN 28 juni 2023

https://www.vn.nl/armen-blijven-arm-matthew-desmond/

(Bron: Binnenlandsbestuur.nl)

Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) heeft geconcludeerd dat een grondige herziening van de participatiewet noodzakelijk is en alleen zal werken als er niet langer uitsluitend wordt gefocust op de uitstroom van bijstandsgerechtigden naar betaald werk. In het recent gepubliceerde onderzoek “Een brede blik op bijstand” constateert het SCP dat gemeenten onvoldoende hulp bieden aan bijstandsgerechtigden met complexe problemen als gevolg van de huidige wetgeving. De nadruk op re-integratie naar betaald werk is te groot, waardoor bepaalde groepen burgers die niet direct in staat zijn om terug te keren naar de reguliere arbeidsmarkt, onvoldoende of helemaal geen ondersteuning krijgen van gemeenten. Van de mensen die langer dan vijf jaar een bijstandsuitkering ontvangen, ontvangt 45 procent geen hulp meer. Volgens onderzoeker Patricia van Echtelt van het SCP moet de nieuwe wetgeving meer in lijn zijn met de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO).

Het kabinet werkt aan een hervorming van de participatiewet

Op 14 juni staat er een commissiedebat gepland in de Tweede Kamer over de plannen van het kabinet om de wet te wijzigen. Hoewel het kabinet herhaaldelijk heeft benadrukt dat er aan deze hervormingen wordt gewerkt, laten de aangekondigde veranderingen op zich wachten. Er wordt beloofd dat de wet zal worden verzacht, met ideeën zoals het schrappen van de kostendelersnorm tot een leeftijd van 27 jaar, het beperkt toestaan van inkomsten met behoud van uitkering en het toestaan van giften. Deze maatregelen zouden de wet menselijker maken en bijstandsgerechtigden meer vrijheden geven om zichzelf te ontwikkelen. Er wordt ook gesproken over een fundamentele herziening, het zogenaamde “spoor 2”, maar concrete informatie hierover ontbreekt nog. Dit werd vorig jaar al opgemerkt door enkele Kamerleden tijdens een commissiedebat met minister Schouten.

Stapeling van problemen

Volgens Van Echtelt is het feit dat er wordt gewerkt aan een fundamentele herziening zeker een positieve ontwikkeling. De problemen met de participatiewet kunnen namelijk niet worden opgelost met snelle oplossingen. Dit blijkt opnieuw uit de resultaten van dit onderzoek. De cijfers tonen aan dat veel bijstandsgerechtigden te maken hebben met een opeenstapeling van problemen. Ongeveer de helft van hen ervaart problemen bij dagelijkse handelingen, zoals traplopen of huishoudelijke activiteiten. Daarnaast heeft 40 procent problemen in de gezinssituatie en worstelt een derde met financiën. Meer dan de helft van de bijstandsgerechtigden kampt met een opeenstapeling van problemen, terwijl dit slechts geldt voor 12 procent van de mensen zonder bijstand.

Wet sluit niet aan bij problematiek

Het is juist deze stapeling van problemen die ervoor zorgt dat de participatiewet onvoldoende aansluit op de behoeften van bijstandsgerechtigden. “Op dit moment is de participatiewet gericht op het zo snel mogelijk begeleiden van mensen uit de bijstand naar betaald werk. Dat is zeer belangrijk en veel mensen willen ook graag werken. Wat we echter in dit rapport concluderen, is dat deze wens voor een deel van de bijstandsgerechtigden door verschillende omstandigheden niet haalbaar is. Vanwege hun problematiek die niet alleen te maken heeft met de arbeidsmarkt, is een integrale aanpak waarbij ook andere domeinen worden betrokken van belang.” De onderzoeker schat dat ongeveer een derde van de bijstandsgerechtigden op korte termijn een reguliere baan zou kunnen krijgen, maar dit is een ruwe schatting. Vorig jaar concludeerde het gemeentebestuur van Den Haag dat het voor 40 procent van hun bijstandsgerechtigden eenvoudigweg onmogelijk is om ooit nog betaald werk te verrichten.


Bron en zie verder: Binnenlandsbestuur 9 juni 2023